Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide Laban tot Jakob: Wat hebt gij gedaan, dat gij [41]u aan mijn hart ontstolen hebt, en mijn dochteren ontvoerd hebt, [42]als gevangenen met het zwaard? 41. Zie boven, vs.20. 42. Dat is, die met geweld en tegen haar wil weggevoerd worden; hetwelk Laban ten onrechte Jakob verwijt. Zie boven, vs.14,15,16.